Het is steeds een herhaling van zaken. Ik leg uit aan de verzorger dat ik niet uit bed mag, en hoe ik op bed moet plassen. En verder is het: wachten. Op maandag ga ik bellen. Ik vraag de verzekering hoe het zit met het transport naar de poli voor foto’s. De arts moet een indicatie geven voor liggend vervoer of liggend vervoer, zeggen ze. Omdat ik niet weet wie mijn arts is, zeggen ze dat de huisarts ook goed is. Die weet nog niet eens dat ik hier lig…

Halverwege de dag verschijnt er een rolstoel. Eén van de fysio’s zegt dat ze hun best gedaan hebben op vrijdag om informatie op te vragen bij het ziekenhuis, maar dat dat niet lukte. Inmiddels heeft hij begrepen dat de scheur rond mijn dijbeenkop door de kom heen loopt, maar dat er niet geopereerd wordt. Op mijn vraag hoe hij het vervoer ziet en of ik in een auto zou kunnen zitten, antwoord hij weifelend. Een transportrolstoel is erg hard, probeer eerst maar eens drie kwartier in deze te zitten, zegt hij. Dus dat doe ik. Eindelijk uit bed! De stoel is comfortabel, en ik ben als een kind zo blij dat ik nu naar het toilet kan rollen, de kamer uit, de gang door… Het blijkt wel vermoeiend, na anderhalf uur laat ik me toch maar weer in bed helpen. Ook naar het toilet gaan is best ingewikkeld, maar met wat hulp gaat het, en ik ben opgelucht. Straks kan ik hopelijk mijn darmen weer op gang laten komen, want die doen al 4 dagen niks.

Dinsdag 20 augustus. Ik laat me voor het ochtendritueel enthousiast in de rolstoel helpen, om weer even te zitten. Vanmiddag mag ik naar de fysio! Maar het loopt toch anders dan bedoeld. Door de drukte in de zorg kan ik pas rond 11 uur uit de stoel worden geholpen om op bed te rusten. En dan vindt de zorg het niet de moeite om me te komen helpen, ‘zo vlak voor het eten’. En zo zit ik van half 8 tot half 3 in de stoel… dat was niet de bedoeling. Ik ben op.

Dat ik op ben, merk ik ook bij de fysio. Ik mag nog helemaal niets, maar op mijn verzoek kijkt ze wel even mee hoe ik in de brug op mijn ‘goede been’ kan staan, en doen we een paar oefeningen voor mijn armen en onderbenen. Terwijl ik haar vertel wat er allemaal speelt, lopen de tranen over mijn wangen. Ik kan er niks aan doen, mijn lichaam en geest zijn helemaal overspannen van alle onduidelijkheid, gebrek aan communicatie en onzekerheid. Ik huil en ik huil.

De klantadviseur komt langs en ik hoor voor de zoveelste keer dat er nog geen plek is gevonden in Rotterdam, waar ik naartoe wilde. “Nee,” zeg ik, “ik heb geantwoord dat mijn voorkeur was om dichter bij huis te liggen, Schiedam dus. En kunt u me misschien uitleggen waarom ik dat iedere keer moet herhalen? Wordt dat niet genoteerd of zo? Wat gaat er nu mis?” De dame verdwijnt snel. Later komt er een collega langs, die uitlegt dat ik dus na het bezoek aan de poli (in Schiedam!) weer terugkom. Oké, dan weet ik in ieder geval dat ik een taxi heen èn terug moet regelen, weer een opgehelderd puntje. Ik vraag of ik de rolstoel dan mag lenen, en dat mag gelukkig. Nu nog vervoer.

Ik bel verschillende rolstoeltaxi’s, zonder succes. Uiteindelijk kom ik op een organisatie, Welzorg, waar ik een Zonnebloemauto kan huren als ik lid word. De dichtstbijzijnde locatie is Delft. Na overleg met R besluiten we dit te doen, ik word lid, maar de timing is wel krap. R moet eerst de auto ophalen, naar Rotterdam-Zuid rijden om mij op te halen, naar Schiedam naar het ziekenhuis. Als er dan uitloop is in het ziekenhuis, moet R mij nog eerst terugbrengen naar Zuid, en dan de auto in Delft nog op tijd zien in te leveren. En als ik dan vraag waarom ik niet gewoon naar Radiologie kan in het ziekenhuis waarnaast ik lig, is het antwoord: dat is te ingewikkeld. Jaja… bezopen gewoon.