Een eeuwigheid geleden, zo leek het althans, dat ik was wezen joggen. Hier en daar een blessure, geen tijd, geen zin, twijfels of het wel goed voor je is, en dan verbrijzel je ook nog je heupkom. Kortom, ik dacht eigenlijk dat het wel helemaal klaar was met dat joggen. Ik had toch geen talent.

Op zich best wel raar, dat ik er geen talent voor heb. Want ik ben altijd een spring-in-t-veld geweest. Kon nooit stilzitten. Altijd huppelen, hollen, over paaltjes springen, op muurtjes klauteren. En zelfs als volwassene word ik regelmatig vreemd nagekeken, als ik – zonder zelf door te hebben hoe raar dat is – spontaan op holletje van het ene punt naar het andere ga. Omdat ik iets vergeten ben aan de andere kant van de winkel, omdat ik laat ben voor een afspraak, omdat manlief in de auto op me zit te wachten terwijl ik snel broodjes haal voor onderweg. Niks belangrijks hoor, maar ik zet het spontaan op een drafje. Zit gewoon in me, denk ik.

Maar hardlopen als sport… nee. Overal pijntjes. Blessures. Hoge hartslag, al zak ik naar een slakkengang. Alles in mijn lijf lijkt me te willen vertellen: doe het niet.

Intussen wordt het weer natter en guurder en minder aantrekkelijk om lange fietstochten te maken. Dus rijst de vraag: wat doe ik om een beetje in vorm te blijven (en ja, óók letterlijk ;-))?

Zal ik het toch maar weer eens proberen dan?

Ik neem me voor om morgenochtend te gaan (… dat was dus gisteravond).

Inmiddels komt de hagel met bakken naar beneden en zit ik in volle sportuitrusting mijn tijd te vullen met andere dingen.
Het is al halverwege de middag als het droog begint te lijken. De stoute (of eigenlijk meer: zwaar versleten) schoenen aan en… hup, de deur uit! Het zonnetje komt er zowaar doorheen…

Ik houd mezelf altijd voor om rustig te beginnen. Voorzichtig opbouwen, met rustpauzetjes, niet gelijk van kiet en morgen weer met een blessure uit de running (pun intended). Maar… het gaat lekker…! Afgezien van de gebruikelijke steken in gewrichten en pezen hier en daar, loop ik als een uitgelaten puppy te hollen… wat is dat heerlijk! Gewoon het ene pootje voor het andere, af en toe ietsje harder afzetten, dan weer wat rustiger sjokken. En ik maak het ommetje iets groter, en nog iets groter, tot ik na 4,8(!) kilometer weer voldaan thuiskom. >*Trots*<

Nee, het is niks voor mij, hardlopen… maar dit mag toch echt wel op mijn dankbare-momenten-lijstje van vandaag!

En ik geloof dat ik mezelf ook maar nieuwe schoenen ga gunnen 😉

versleten hardloopschoenen