Het hoort bij het leven. Loslaten, ergens afscheid van nemen. Het is niet bepaald mijn sterkste punt. Spullen kan ik maar moeilijk weggooien (niet alleen is dat zonde, maar stel nou dat ik het nog nodig heb?)… En ergens mee stoppen, iets opzeggen, verhuizen,… brrr. Gek eigenlijk wel, want tegelijkertijd ben ik ook soms juist snel ergens op uitgekeken, wil ik weer iets anders doen, verder neuzen, méér ontdekken. Ik denk dat het ‘m vooral zit in het achterlaten van het plezier dat ik gehad heb. Ik ben misschien bang dat er niets meer voor in de plaats komt en voel me dan oud en afgedaan, “voorbij”.

Afgelopen weekend werd ik weer geconfronteerd met zo’n moment van Loslaten.

Als kind kende ik alleen de doe-het-zelf-tweewieler. Zelf trappen, tot het zweet je op de rug stond, door weer en wind. Een enkel klasgenootje op de middelbare school had een brommertje. Daar werd een klein beetje tegen opgekeken, maar was tegelijk ook stom. Mankeer je iets aan je benen dan? Nee, gemotoriseerd vervoer was voor de kakkers en luiwammessen. En dat bleef eigenlijk zo, ook tijdens het studeren. Een autootje werd destijds uiteindelijk “noodzakelijk” vanwege de omstandigheden, maar een brommer of scooter had ik nooit.

Toen kwam De Man op de proppen. Altijd motor gereden hè, dus al snel stond er bij mij een Vespa in de gang, inclusief oliedruppels. Van het één kwam het ander, ik haalde snel ook maar het motorrijbewijs, en toen er verhuisd werd naar een huis-met-garage waar de motoren veilig binnen konden staan wisselden diverse modellen elkaar af. Ik was gefascineerd door het gevoel van vrijheid, het heerlijke gevoel van bochten, de energie van de vlijmscherpe focus – je leven staat toch iets meer op het spel dan in een auto – en total-body-motoriek, de triomf bij het laveren tussen files door, de boost bij het optrekken bij groen licht. Een paar circuitjes pakken, aan de buis gekluisterd zitten bij de MotoGP – of zelfs op de tribune, wauw –, de charismatische speelse levensgenieter Valentino Rossi volgen, er ging een nieuwe wereld voor me open. En, natuurlijk, idyllische slingerende weggetjes door de polders ontdekken, rustig over dijkjes het Hollandse landschap verkennen, wat heb ik opnieuw kennis gemaakt met het prachtige Nederland.

En dan, geleidelijk aan, verandert het.

Overal drempels, stoplichten, flitsers, files. Lawaaiige snelheidsduivels zorgen ervoor dat motorrijders een slechte naam krijgen, dijken worden verboden gebied. Allerlei stressvolle gebeurtenissen in mijn leven, werk en privé, maken ineens motorrijden gevaarlijk. Plotselinge auto-immuun-diabetes en noodgedwongen insulinegebruik, je moet héél goed leren te voorzien wanneer je een hypo kunt krijgen voordat je weer op de motor stapt. Last van CTS krijgen helpt ook niet, een gebroken pols, het lijkt wel of alles zegt: stop er nou maar mee.

Het gebeurt dus nog maar uiterst incidenteel, dat ik op de motor stap. Waar vroeger nog wel eens het argument kon gelden ‘dat ie zuiniger rijdt dan de auto’, weerhoudt de gedachte aan het verspillen van fossiele brandstof en veroorzaken van uitstoot me de laatste jaren sowieso van het opstappen. En dus valt het besluit: hij moet weg. Mijn laatste, prachtige, unieke, oranje metallic V-twin gaat de deur uit.

Binnen no time is er een dolenthousiaste koper. Ai. Dat gaat wel heel snel…

Maar ja, daar gaat ie dus. Voor het laatst rijdt ie de straat uit, m’n soes, maar nu met iemand anders in het zadel.

Ik voel me zoooooooo oud. Loslaten, zeggen ze dan. Zucht.

Het zal wel beter zijn, zo.