De oceaan deint en bubbelt. Hij reikt ver, verder dan je je kunt voorstellen, en verbindt alle uithoeken van de wereld. Soms lijkt hij rustig, soms schuimt hij wild, maar altijd is hij sterk, sterker dan je je kunt voorstellen. En onder de oppervlakte, daar gebeurt van alles, daar leeft nog veel meer, meer dan je je kunt voorstellen. Onzichtbaar, maar die schijn bedriegt.

Voorzichtig steekt een golfje de kop op, om over het water te gluren. Hij ziet dat hij niet alleen is. Overal bobbelen kleine golfjes over de oceaanvlakte. De meeuwen dobberen mee, omhoog en weer omlaag.

Het golfje probeert zich op te richten. Misschien willen die dolfijnen daarginds dan wel met me spelen? Hoger en hoger, hij krijgt er zelfs schuim van op zijn kruin! Hij wordt mooier en mooier, terwijl hij zich rondt en vormt en het zonlicht grijpt de kans om samen prachtige kleuren tevoorschijn te toveren. De dolfijnen, de vissen, de vogels, en zelfs de andere golven, iedereen geniet van de pracht van het alsmaar groeiende golfje.

De rotsen zijn dichtbij. Dichterbij dan het golfje dacht. Maar er is maar één richting, hij kan niet meer terug. Een laatste moment geniet hij van het schitterende uitzicht op deze hoogte.

In duizenden glinsterende pareltjes spat het golfje in het zonlicht uit elkaar. De druppels vloeien weer de oceaan in. Het water voegt zich moeiteloos bij de rest. De andere golven omarmen hem, geruststellend, terwijl hij een nieuwe vorm zoekt in deze eindeloze uitgestrekte oceaan.

En de oceaan leeft verder, deinend, bubbelend.