Problemen zijn er om je in vast te bijten. En op te lossen. Lekker. En dan weer op naar het volgende probleem. Het kan een klein, makkelijk probleem zijn. Maar het mag ook wat ingewikkelder liggen.

Ik hou van analyseren. Alle details uitzoeken en ontrafelen. Net zo lang tot het helder is. Hoe het in elkaar zit, waar het vandaan komt. Want als je de oorzaak weet, kun je ook nadenken over een oplossing. Of hoe je het moet aanpakken. En het de volgende keer beter doen.

Dat is handig als je analist bent. Maar in andere gevallen ligt het iets lastiger. En ook in het dagelijks leven is het soms onhandig. Ik merk namelijk dat ik altijd wil weten waardoor iets komt. Of: door wie iets komt. En er is niet altijd een reden aan te wijzen. Of een schuldige. Soms gebeuren dingen gewoon zomaar. Gaat er gewoon iets op een andere manier dan dat ik wil. En soms, geslaagde analyse of niet, kan ik er niks aan doen.

Nee, het helpt niet altijd om iets of iemand de schuld te geven. Ook mezelf niet. Maar daar zit het ‘m denk ik wel een beetje in, dat ‘schuld’-gevoel. Ik voel me schuldig als het door mij komt. Als ik iets fout heb gedaan. Maar ik voel me óók schuldig als ik er niets aan kon doen, maar er intussen ook niks aan doe. Om het op te lossen. Alsof het me niet kan schelen. En dan kan het me wèl!

Mijn worsteling met het onderscheid tussen accepteren, berusten, instemmen, lijdzaam toezien, ondergaan, die is kenmerkend. Toen ik zelf ziek werd, kwam dat heel duidelijk naar voren. Eigenlijk steeds als me iets naars overkomt. Maar ook als iemand anders het moeilijk heeft. Ik moet er tegenin gaan, ik moet vechten, ik moet helpen! Alsof ik anders deel uitmaak van het probleem zelf. De oorzaak ben. Het over mezelf heb afgeroepen. Of, dat ik een naar mens ben. Asociaal. Er niet om geef. En de enige manier die ik blijkbaar ken – om dat te laten zien – is vechten. Meevechten, of ertegen.

Het betekent ook dat ik een hoop meesjouw, op m’n rug. Alle kleine problemen, grote problemen, onoplosbare problemen, problemen van mij, problemen van een ander. Altijd zoekend naar de reden, de oorzaak, en het liefste moet die buiten mezelf liggen, om m’n geweten te sussen.

Hé. Dat laatste is gek. En onlogisch, eigenlijk. Liever buiten mezelf? Mijn geweten? Als de oorzaak van een probleem bij mezelf ligt, zou het toch makkelijker moeten zijn om er iets aan te doen? Binnen mijn eigen span-of-control? Maar kennelijk ben ik bang om mezelf teleur te stellen. Dat het toch niet lukt om het op te lossen. Getver.

Dus nu komt het moeilijke. In al mijn zorgen, ook als het om een ander gaat, ben ik met mezelf bezig. Dat was niet de bedoeling. Ik moet terug naar de vraag: hoe kan ik helpen? En waarom?

Is dat door te doen waar ik goed in ben: analyseren? Soms.

Is dat de beste manier om te laten zien dat het mij kan schelen? Soms.

En soms moet ik er misschien alleen maar zijn. Het in de ogen kijken, face it, here and now.

Want uiteindelijk gaat het me erom méér zijn dan ‘een oplossing’.

Heel zweverig, heel eng, komt er zo’n gedachte bij me op… De bottom line. Waar het allemaal om draait. Wat ik het liefste wil.

Ik. Wil. Liefde.

Zijn. Geven. Krijgen.

Dat is alles, eigenlijk.