Ik zou dus slim zijn, aha. Ik verwacht van mezelf dat ik goed presteer. Ik zou slim moeten zijn, alles moeten weten, overal een antwoord op moeten hebben, overal een oplossing voor moeten kunnen vinden. Is dat wel zo slim? En hoe zit dat nou met die hoogbegaafdheid? Klop ik eigenlijk wel? Want ik bak er soms niks van. Ik weet veel te weinig. Ik vind het soms zelfs lastig om te leren. Cursussen te volgen. Te luisteren naar dingen die me niet interesseren, of niet kloppen. Ergens heel goed in te worden. En dat vind ik dan weer helemaal niet zo slim. Wat heb je er aan, slim?

Ergens goed in zijn lijkt in het begin makkelijk. Omdat ik vaak makkelijk begin. Ik pak het snel op, lijk al gauw ergens basisvaardigheden of talent in te hebben. Maar dan komt het moment dat ik het niet weet. Niet verder kom. En dan word ik onzeker. Teleurgesteld in mezelf. De uitleg komt niet aan, als ik de informatie mis die ik nodig heb om het in mijn hersennetwerk op te hangen. Een ‘verkeerde’ instructie blijft niet hangen bij mij, ik moet een referentiekader hebben, het kunnen begrijpen. Zodat de volgende keer, na een snelle duik in mijn databasearchief, de informatie weer boven komt. Maar dat betekent dat ik niet zomaar alles kan, alles snap. Ik heb gewoon beperkingen en randvoorwaarden.

Ik stuitte op een mooie voorstelling van de werking van hersenen, en het verschil daarin. Alsof je je door een grote boom verplaatst, de één volgt de stam en dan de takken, de ander vliegt gelijk naar de uiteinden en hipt vandaaruit naar de andere uiteinden. Het lijkt een klein beetje op mijn eigen voorstelling: ik zie hersenen als een enorme hoeveelheid draadjes die elkaar op allerlei plaatsen raken en zo signalen kunnen transporteren. En dan stel ik me voor dat ‘hoogbegaafd’ inhoudt dat de draadjes elkaar op veel meer plaatsen raken dan normaal, waardoor het signaal sneller en/of via een ander paadje getransporteerd wordt. Wat dan misschien onbegrijpelijk is voor iemand die dat paadje niet heeft, en vice versa. Een andere bedrading. Meer signalen, andere paden, snellere paden, het leidt er allemaal toe dat je “anders” denkt dan de meeste mensen, je gedachten sneller, intenser en in grotere aantallen komen. Dat kan soms in je voordeel werken, maar zeker niet altijd.

Soms lees ik iets, en nog eens, en nog eens, en denk ik: wat stáát daar nou eigenlijk?! Misschien komt het omdat ik teveel paden tegelijk uitprobeer, en matcht de bewoording niet met mijn interne bewegwijzering. En na de frustratie over het ontbreken van de informatie die ik nodig heb, volgt de desillusie, ik ben dom, ik snap het niet, ik kan het niet. En dat is het frappante: het is eigenlijk niet zo slim om steeds te denken dat je niet zo slim bent… Dus wat ben je dan?

Wat maakt het uit? Gaat het er uiteindelijk niet alleen maar om het beste uit jezelf te halen, wat dat ook mag zijn? Uit te vinden en vervolgens te doen waarvoor je gemaakt bent? Dat is niet voor iedereen even makkelijk, maar allerlei labels maken het niet bepaald makkelijker. En analyses. En verwachtingen. En eisen. En normen. En maatschappelijke criteria.

Dus als ik slim ben, zet ik die allemaal van me af. En ga op zoek naar spontaan. Leuk. Zin in. Gáán. Ik hóéf nergens heel goed in te zijn. Alleen iets moois achterlaten, al is het maar een vonk, een gedachte, een glimlach. Is dat dan misschien intelligentie…?

The art of being happy lies in the power of extracting happiness from common things.

Henry Ward Beecher