Er schiet een schaduw langs, en dan een tweede. Wat was dat? Ik loop naar het raam. Het zijn twee jonge merels, samen op verkenning in de tuin. Misschien op zoek naar een territorium. Maar dan hebben ze pech, deze tuin is al bezet door een andere merel. Èn een stoer roodborstje. Onder andere…

Ze zitten in de sierappel, de twee pubers, en dan zie ik nòg een wat grotere vogel. Groter dan de gebruikelijke meesjes en vinken. Met een lichtgelige borst met donkere spikkels, een zachtbruin petje en een licht streepje boven z’n oog. Een zanglijster!

Leuk, die had ik al maanden niet meer gezien… Hij fladdert naar een andere tak, om uitgebreid de omgeving in zich op te nemen. Dan vliegt ie naar de grond en scharrelt uitgebreid tussen het oude blad. Ik verlies ‘m uit het oog, maar even later duikt ie weer op bij het paadje. Wat vindt ie daar nou in de kruipphlox? Een huisjesslak… ja, die heb ik zat!

Hij begint ermee te meppen op de tegels. Draait zich naar de trap en slaat driftig met het huisje op eerste trede. Ineens herinner ik me weer het stukje:

“Aanwezigheid van zanglijsters is ook af te leiden uit de aanwezigheid van een ‘smidse’: een steen met daaromheen stukgeslagen slakkenhuisjes.” (bron: Vogelbescherming)

En inderdaad, mijn trap wordt gebruikt als aambeeld! Al snel besluit ie dat het niet goed genoeg werkt, en hipt ie de trap op naar het terras. Ha! Hier kan ik meer snelheid maken! Nog een paar flinke zwaaien en het huisje moet eraan geloven. De slak ligt hulpeloos voor het opeten. >Gulp!< en hij is weg.

De volgende morgen hoor ik hem (of haar?) uit volle borst roepen, alsof ie wil zeggen: jaha, ik ben er weer! Als ik het gordijn opendoe zit ie daar, in de katsura, lekker te fluiten… zou ie al ontbeten hebben? Nou, van mij mag-t-ie, kom maar elke dag hoor… slakken genoeg!