Ik heb al een paar dagen overgeslagen, met joggen, onder het mom van ‘luisteren naar je lijf’. Het voelde gewoon niet goed. Te koud, te nat, te moe, te veel pijn, ik weet het niet. Maar vandaag ga ik. Ik heb er zin in. Het blijft kwakkelweer, maar dat kan ik vandaag hebben. Ik heb m’n joggingspullen al aan, alleen m’n schoenen nog. Nog even meten voordat ik ga. Hè?!? Een hypo? Die voel ik helemaal niet… En hoewel het ontbijtje alweer een paar uur geleden is, verwacht ik van kaki altijd een wat hogere waarde te krijgen. Niet dus.

Hm. Eerst even een extra check met een bloedprikje. Huh? Nog lager! Ok, de meting klopt dus kennelijk wel. Hm. Nadenken. Joggen + hypo = niet goed. Hm. Te vroeg voor lunch. Liever eerst joggen. Hm. Maar dan moet ik wel nu eerst koolhydraten naar binnen werken. En dan in een lichtverteerbare vorm, zodat ik geen last van m’n buik krijg tijdens het joggen.

Ik duik de kast in. Getver, ik heb nog tandpastasmaak in m’n mond, helemaal geen trek… Wat zoute crackertjes dan maar. En een handje volkorenontbijtgraanspul. Even wachten. Weer meten. Hm. Te laag. Wat water drinken, dan komt het sneller in m’n maag. Maar niet te veel, want dat gaat straks klotsen bij het joggen. Nog even wachten. Weer meten. Nog te laag. Een handje cornflakes. Moet ik toch zo m’n tanden weer poetsen, anders zit het allemaal zo in je kiezen. Ik begin ondertussen te rekenen hoeveel koolhydraten ik nu op heb. En hoeveel tijd ik nog heb om te joggen. Of kan ik toch beter eerst lunchen? Nee, dat wil ik niet, ik wil nu weg. Weer even wachten. Weer meten.

Uiteindelijk zie ik ‘m: de pijl recht omhoog: snel stijgende bloedsuiker. Ok, dat neem ik dan maar voor lief. Schoenen aan, lopen!

Op de hartslagmeter zie ik iets raars: 160. 160?!? Nou moe, ik begin net! En loop best rustig. Ik blijf kijken en zie hoe mijn hartslag de volgende 10 minuten door blijft stijgen naar 173. Belachelijk! Hoe kan dit? Na 20 minuten ga ik even anderhalve minuut wandelen, ik zak dan naar 138, en zogauw ik weer ga joggen is het weer tjoeps – 173!

Na 40 minuten besluit ik om dan maar hard te gaan rennen, wat zou er dan gebeuren? Hij blijft 173… Dat ding lijkt wel stuk. Of ben ik stuk? Pas als ik bij huis ga wandelen, zakt ‘ie een klein beetje, naar 135. Als ik binnen ben meet ik weer: m’n bloedsuiker zakt weer als een baksteen. Gelijk lunchen maar.

Maar wat is er nou aan de hand? Heeft die rare hoge hartslag met die hypo’s te maken? Of worden die hypo’s er juist door veroorzaakt? Heb ik nu weer extra schade opgelopen in m’n lijf? Ik was nou net zo goed bezig… Oef. Ik weet het allemaal niet meer.

Zo zie je maar, elke dag is het een verrassing, pieken, dalen. Hoe de toekomst voor mijn lijf eruit ziet, geen idee. Er zit maar één ding op: berusten. Accepteren. Loslaten. Zucht. Zo is nou eenmaal het leven met DM1. Of misschien wel: zo is nou eenmaal het leven, punt. En laat die hartslagmeter maar effe; ik zet mijn lekkere run gewoon op mijn dankbaarheidslijstje van vandaag. Lekker pûh.