Druk druk druk in mijn hoofd. Ik ga even lopend naar de winkel. En stevig doorlopend ook, want dan werk ik gelijk aan m’n conditie.

Er komt een man aanfietsen uit de straat van rechts. Tergend langzaam. Zo langzaam, dat ik zelfs mijn pas moet inhouden om een fysieke confrontatie in de nabije toekomst te vermijden. Ik neem de man in mij op, in een poging om een verklaring te vinden voor dit langzame tempo. Is hij oud? Ziek? Een zwerver zonder doel? Een dorpsgek? Zijn fietstassen zien er normaal en netjes uit, dus ik kom niet tot een sluitende (zelfverzonnen) conclusie.

Hij slaat de hoek om, rechtsaf, en fietst dus net voor mij uit. Rechts van ons staat een hoge heg, waar takken met bloesem bovenuit steken. De man kijkt en wijst: “Lente!” Hij kijkt om, naar mij. Ik steek mijn duim op, en hij lijkt daar tevreden mee en fietst verder.

Ik loop door, met een brede glimlach op m’n gezicht.