Aangezien ik nogal van het experimenteren ben, gooi ik de kontjes van de bosuitjes nu een keertje niet weg. Nee, ik zet ze ik een bakje water. En ik gooi er ook een paar zó in de tuin, op plekjes waar naar mijn mening iets teveel mieren zitten. Sterk geurend, lijkt op ui en knoflook… je weet nooit of het helpt. Want mieren schijnen daar dus niet van te houden.

Het water in het bakje wordt een beetje troebel, maar de uitjes groeien wel gestaag verder, alsof ze niet net rigoureus en genadeloos onthoofd zijn… Ze kunnen al snel in een potje met aarde, en binnen een paar weken staan er volgroeide verse uitjes naar me te lonken! Zo simpel is het dus. Je koopt één bosje, laat de stronkjes weer uitgroeien en eet er zo iedere maand van. Goed om te weten, als ik me geen bosuitjes van de markt meer kan permitteren… 🙂

Van die in de tuin heb ik geen verwachtingen, maar even los van het mierenverhaal: ze blijken ook daar net zo makkelijk verder te groeien! Dat was eigenlijk niet de bedoeling, maar ach, als ze dat nou graag willen, dan laat ik ze maar. Ook al zijn het een beetje rare plekken, waar ik ze heb neergegooid.

Ik heb dus bijvoorbeeld een mierenkolonie onder m’n terras, die besloten heeft om een grote bloempot met een pieris erin bij hun woning te betrekken. Daar gingen dus ook wat stompjes bosui bij. En nu staat er ineens in diezelfde pot, gezellig bij m’n pieris, een volwassen bosui …

Sterk willetje hoor, zo’n klein bosuitje! Ik vind ze best wel stoer… 😉