We gaan met z’n tweetjes op pad, voor onze gebruikelijke jogronde door de polder.

Niet ver van huis staat er, inmiddels al een paar weken, een schattig donkergrijs veulentje met z’n witte geappelde moeder in de wei. Ik roep wat naar ‘m en zwaai met m’n armen. En hij lijkt me te herkennen – verbeeld ik me – want dit is al de derde keer dat hij aan komt huppelen met een hoog gilletje. Zó lief.

En we joggen verder.

Halverwege ons rondje staan we ineens in een andere eeuw. Er loopt een herderin met schaapskudde op het pad. We laveren tussen de poepjes en plasjes door, en schakelen even terug naar een rustig wandeltempo. De bordercollies doen fantastisch werk, links, rechts, voor en achter de kudde, waar steeds een paar schapen en lammetjes uit proberen te piepen, het rietland in. Heeee hier blijven! zeggen ze met hun ingehouden maar zachtjes dreigende lichaamstaal. De kalme, toch kordate stem van de herderin klinkt bijna onhoorbaar door de wind, de honden reageren alsof ze op afstandbediening werken, het is een prachtig schouwspel. Rustgevend. (Ik geloof dat ik ook herder wil worden.) Het is bijna jammer dat we er uiteindelijk langs kunnen, en dus maar weer verder joggen.

Nog weer een stukje verderop staan twee kalveren in de wei – of zijn het pinken? Ze zijn al fors. Een meisje staat op het fietspad, met de fiets aan de hand, over de sloot naar ze te kijken. En dan zie ik ineens dat het ene kalf een groot stuk plastic in z’n mond heeft, een strook van die grote luchtkussens. Hij kauwt erop en flappert die gekke ballondingen in het rond. Hm. Dat kan niet goed zijn. Sinds ik gelezen heb dat er jaarlijks duizenden koeien overlijden door het eten van zwerfafval, krijg ik het een beetje benauwd bij deze aanblik. Manlief stopt ook. Wat moeten we doen?

Terwijl ik nog hardop met mezelf sta te overleggen, klimt manlief al over het hoge hek bij de ingang van het weitje. Hij loopt een paar passen in de richting van het stel, maar houdt dan in. Hm. Ze zijn toch best wel groot hè… Ik moet lachen, maar begrijp het best. Als je er dichtbij staat hebben ze een behoorlijke grote harses en een zwaar lijf. Gewoon, zeg ik, resoluut op af stappen, ze zijn waarschijnlijk alleen maar òf bang òf nieuwsgierig. Zolang er geen stampede is, lopen ze heus niet zomaar over je heen, herinner ik me van de stal. Het ene kalf begint enthousiast in de richting van manlief te lopen. Uhhhh ik weet niet hoor… Ok dan. Stoer stap ik naar voren en klim over het hek. Ik doe het wel, wacht maar even. Ik loop op ze af, weer laverend tussen de – deze keer wat flinkere en nattere – poepjes door, en in een boogje naar het achterste kalf, nog steeds kauwend op het plastic.

Het kalf kijkt me vragend aan. Wat kom je doen? Kom je spelen? Ik beweeg wat, en hoop maar dat ie het plastic uit zichzelf laat vallen. En dat doet ie gelukkig! Als ik het opraap, is het ineens leuk en stapt ie naar voren. Ik steek mijn hand uit naar z’n hoofd, om ‘m tegen te houden, en heb ineens het gevoel dat dat toch wel een heel iel handje is, vergeleken met dat enorme kalfbeest. Als ik met het plastic weg begin te lopen, zetten ze een galopje in naast me. Uhh wat zei je over een stampede schat? Manlief is in een split second naar de andere kant van het hek verdwenen. Snel, snel, spoort ie me aan. Jaja, zeg ik zo rustig mogelijk, komt goed. En ondertussen bedenk ik dat ik thuis maar eens moet opzoeken hoe gevaarlijk koeien eigenlijk zijn. Hèhèhè.

Met toch een klein gevoel van opluchting, klim ik aan de andere kant van het hek weer naar beneden. Ik maak de luchtkussens stuk en vouw het stinkende besmeurde plastic klein, om het thuis weg te kunnen gooien. Is weer eens wat anders dan met een waterflesje in je hand lopen, blèh… 😆

Het meisje staat er nog, met haar fiets. Ze maakt aanstalten om weer op te stappen. Dankuwel, roept ze en ze zwaait. Ik zwaai terug.

Zo, we kunnen weer verder joggen.

Update: bij nader inzien zijn die jonge koetjes toch best wel stiertjes… Oeps…😂