Ik pak een appel van de fruitschaal. Blèèhh!! Hij geeft mee tussen m’n vingers…. Die is helemaal rot! Terwijl ik de deksel van het gft-verzamelbakje optil, schiet me ineens iets te binnen. Wie houden er van rot fruit? Vlinders! De deksel gaat terug op de bak en de appel gaat mee naar buiten. Ik snij ‘m in een paar stukken. Hm. Waar leg ik ‘m neer? Ik voorzie dat een plekje op de grond gaat zorgen voor een bovengrondse miereninvasie (ondergronds is die er sowieso al). Zoals laatst, toen ik een watermeloenschil had neergelegd voor de beestjes. De hele schil was zwart van wel een miljoen mieren, zo leek het tenminste!

Nee, dat hoeft nou ook weer niet. Dit keer komt er dus een krukje aan te pas. En een bakje water, bij wijze van slotgracht… 😁

Het duurt een paar dagen, tot de appel kennelijk de juiste mate van rotting heeft bereikt. Hij wordt bruiner en bruiner. Er valt af en toe een buitje, dus hij is inmiddels goed zompig. Er strijkt een bont zandoogje neer. En dan een atalanta. En nog één. Ze fladderen eerst , héél efficiënt, ik weet niet hoeveel meter in het rond en op en neer en heen en weer binnen een straal van 50 centimeter van het schaaltje. Waarom doen ze eigenlijk zo moeilijk, vlinders? Jemig, die leggen een afstand af om van A naar een paar meter verder te komen…!

Sommige landen eerst op het krukje. Geen idee wat daar lekker aan is, maar er wordt afgetast en gevoeld en rondgekropen. Uiteindelijk hippen ze met een korte fladder op de rand van het bakje. Drinken iets van het slotgrachtwater, zo lijkt het. Om vervolgens verder te hipfladderen naar de appel.

En dan wordt het interessant. Om bij het zoete vocht te komen, beginnen ze te boren. Hoe ze het precies doen, kan ik niet zien… maar er ontstaat na een poosje een buisvormig gaatje. Waar ze hun roltong heeeelemaal in uitrollen, waarna ze in trance blijven zitten slurpen.

Het is een fascinerend gezicht. Ik kan steeds dichterbij komen. Hij beweegt bijna niet. Af en toe komt het koppie met de tong naar boven. Om er daarna weer in te duiken.

Precies zoals de Vlinderstichting het beschrijft, lokt mijn rotte appel vooral de atalanta en het bont zandoogje. De vele koolwitjes fladderen er gewoon voorbij, geen interesse… De gehakkelde aurelia zou ook een potentiële liefhebber kunnen zijn, maar die heb ik nog nooit in m’n tuin gezien.

Maar wie weet, wat niet is kan nog komen…?

Ik heb vanaf nu een nieuwe associatie bij een rotte appel… 😉