Het wordt een warme dag. Ik zet om half 7 ‘s morgens alle ramen en deuren open om het huis zo koel mogelijk de dag te laten beginnen. Ik zet een parasol op, voor de openslaande deuren, zodat de ramen straks minder zon vangen. Ik maak m’n ontbijtbakje fruit met yoghurt en loop een beetje door de tuin.

Hier en daar zoemt er wat in het rond. Aan alle kanten hoor ik getjilp en gekwetter en geritsel. Onze gastmezen vliegen af en toe het huisje in, waarna een kakofonie losbarst van gillende jonkies. Daarna is het weer rustig.

Het is vrijwel windstil. De zon staat nog laag aan de strakblauwe hemel, waardoor de schaduwen lang zijn en met de zonnestralen een koel maar contrastrijk kleurenpalet vormen. De naderende warmte is gewoon voelbaar in de ochtendkoelte. Ik giet wat water bij m’n kruiden, zodat ze de dag door kunnen komen. En wat water in de bakjes die ik her en der heb staan voor de egels, vogels en insecten. Ik ga even zitten en staar om me heen. Wat een rust. Wat een ‘stilte’.

Een koolmeesje komt kijken bij het voertje dat ik heb neergezet. Argwanend kijkt ie eerst om zich heen, maar besluit dan dat het veilig is. En dipt zelfs even in het waterbakje. Hij vliegt weg en het is weer stil.

Ik adem en geniet.

Ik ben eigenlijk een avondmens… maar jeetje, wat kunnen ochtenden betoverend mooi zijn.