Het is grijs en miezerig als ik op de fiets stap, om een boodschap te doen. Volgens de weersverwachting zou het droog zijn, maar de wolken hier denken er anders over. Ik vind het gek genoeg niet zo erg, het is lekker om even buiten te zijn. En het is daardoor tenminste rustig, ik kom nauwelijks iemand tegen.

Op het verlaten fietspad in de polder fiets ik langs zo’n stukje met wat bomen en struiken. Er sluipt iets oranjeroods vóór me op het pad. In een flits denk ik: een kater. Maar meteen daarna zie ik: het is een vossenwelpje! Wat schattig! Hij kijkt om en staart me verschrikt aan. Vervolgens spurt hij in paniek het hoge gras in. Plons! hoor ik. Tja, daar is een sloot ja. Wat zielig! Nou heeft ie door mij een nat pak!

Snel stap ik van m’n fiets om even te kijken of het goed met ‘m gaat. Ik wil geen verdronken vosje op m’n geweten! Het water is stil, geen gespartel te zien, en geen vosje meer te bekennen. Gelukkig. Ze kunnen goed zwemmen, maar met die natte vacht zal ie niet bepaald blij zijn.

Ik ben zelf wèl blij. Niet dat ie in de sloot sprong natuurlijk, maar wel met dat snoezige snoetje. Dat momentje, dat je bijblijft. Zo’n nou-kan-m’n-dag-niet-meer-stuk-momentje. Waar je een grijns op je gezicht aan overhoudt.

Ik ben ook zo makkelijk weer blij te maken hè.

Hihihihi…