Het zijn prachtige kevertjes om te zien, die rozemarijngoudhaantjes, dat wel. Toen ik er vorig jaar een paar ontdekte in m’n rozemarijn, moest ik er natuurlijk gelijk het één en ander over opzoeken. Ik heb ze toen uiteindelijk eruitgevist en een stuk verderop vrijgelaten. En nooit meer gezien. Althans. Dat dacht ik.

Of er nu een nieuwe lichting is komen aanvliegen of dat dit de kinderen zijn, ik weet het niet. Maar het begint ermee dat ik er eentje ontdek in de druif. En in de munt. Hm. Dat vraagt om nadere inspectie. En ja hoor, in de twee potten met kuiflavendel zie ik meer van die kleine rakkertjes zitten. En natuurlijk in de rozemarijn. Ik vang ze en breng ze weer een stukje het weiland in, net als vorig jaar.

De volgende dag zie ik er weer eentje zitten in de kuiflavendel. En ook in de lavendel in de border zitten er een paar. Hm. Ik vang ze weer. En gooi ze verderop in het veld.

Op dag drie vind ik het niet meer leuk. En op dag vier. En vijf. Ik denk dat ik er afgelopen twee weken minstens vijftig uit de planten heb gevist. Enneh… jemig, ik vind het wel gemeen van mezelf, maar… ik maak ze nu dood. Het zijn er gewoon te veel. En aangezien het een invasieve soort is, die hier niet thuis hoort en geen vijanden heeft, en ondertussen de kruiden kaalvreet, speel ik maar even de vijand.

Sorry, natuur… 😳

Ik maak het op een andere manier weer goed, hoop ik.