Halverwege onze avondwandeling moeten we beslissen of we linksaf of rechtsaf gaan. Zon in de rug of op het gezicht? Rechtsaf, zegt manlief. Huh, zeg ik, je wilde toch een beetje zonlicht pakken? Hij staat abrupt stil en draait zich om. Andere kant op dan? vraagt hij. Ik lach en geef hem een knuffel. Maakt me geen bal uit, zeg ik, ik volg jou overal…💕

Tegelijkertijd zie ik over zijn schouder twee wielrenners aankomen. (Die heb je hier nogal veel, en dan is het oppassen. Meestal klinkt het “Voor!” en “Tegen!” geschreeuw om je oren, alsof er een stemming gaande is. En kun je nog net opzij springen voor de naast-elkaar-fietsende-druk-kletsende-duo’s die tijdens hun sportieve uitje echt niet met hun medeweggebruikers bezig zijn…) Ik duw m’n hubbie snel een beetje naar achteren, de berm in, terwijl ik ‘m omhels. Volgens mij komen die twee hierheen, zeg ik nog. Op dat moment kijkt de voorste (jawel) renner me aan. Zonder te reageren. Of een hand uit te steken, zoals wij brave Hollanders als kind al geleerd hebben.

Maar… dan begint hij wel de bocht in te sturen. Het gaat allemaal razendsnel. Ha! Dat dacht ik al! flap ik er nog net uit. De tweede renner zit vlak achter de eerste. Haar voorwiel staat nog rechtuit als de voorste fiets half in de bocht hangt en daardoor die van haar opzij tikt. Haar stuur klapt om en ze vliegt eroverheen, zó languit op straat, met een halve rol erachteraan. Au!!!

Er gaat een schok door m’n lijf, denkend aan die idiote polsbreuk waar ik nog steeds last van heb. Is ze in orde? Ze blijft in pijn liggen, duidelijk even een momentje diep nadenkend wat daar het goede antwoord op is… We kijken snel of er geen andere snelle sportievelingen aankomen en leggen de fiets in de berm. Als ze van de eerste schrik bekomen is, help ik haar overeind. Haar arm en knie zijn flink geschaafd, maar ze lijkt niks gebroken te hebben.

En dan begint ze zich te verontschuldigen. Ik zag je signaal niet, zegt ze tegen haar fietspartner. Nee, ik ook niet, denk ik bij mezelf, ik zag het alleen aan je blik, een soort non-verbale communicatie die ik op mijn eigen manier interpreteerde. Hij zei niks, hij bewoog geen vinger. Zij legt uit dat ze al 5 jaar niet had gefietst. Ik denk bij mezelf, dan lijkt het me helemáál handig als je effe roept waar je naartoe gaat, gast… Hij zegt niks, geen sorry, geen weet-je-niet-meer-dat-we-altijd-deze-route-fietsten of iets dergelijks of wat dan ook. Een man van weinig woorden. Of gebaren.

We vragen nog eens of ze oké is en verder kan fietsen, leggen uit dat we niet zo ver weg wonen en de auto kunnen halen om haar thuis te brengen. Nee, nee, ik geloof dat het wel gaat, zegt ze, terwijl ze alle schade aan haar lijf en kleding naloopt. Hij kijkt even naar haar fiets, of ie het nog doet.

Mocht je je bedenken, we lopen deze weg af, kom ons maar roepen hoor, zeggen we tegen hem. Hij zegt niets. Zij zegt dat dat heel aardig aangeboden is, maar dat het waarschijnlijk niet nodig is. We wensen haar sterkte en lopen verder.

Ik ben nog even onder de indruk van wat er daarnet gebeurde.

Goh. Wat zijn we eigenlijk allemaal verschillend in onze manier van communiceren… Verbaal, of non-verbaal, of gewoon… niet.